blijf te Leuven ten nutte te maken door den regent persoonlijk over de zaak te gaan spreken. Hij vond hem niet te huis, maar deelde het doel van zijn komst aan den subregent mede. Een korte briefwisseling tusschen den raad en Hetsroey leidde al spoedig tot het gewenschte doel; den 30 Juli 1569 was de zaak beslist. Michael Hetsroey nam de pastorie aan, welke hij den 3 November, na voorafgegane resignatie van pastoor Ounretorff, aanvaarde. Aan Cunretorff bood de raad als een bewijs zijner dankbaarheid voor de gewichtige diensten Kampen bewezen, eene zilveren kroes aan ter zwaarte van 110 lood ’).

De voorwaarden, welke de stad met pastoor Hetsroey aanging, zijn eensluidend met die van Aggeus van Sneek, met uitzondering van eene kleine toevoeging, welke aldus luidt:

Item die eerbaere raedt sal den dootgraver dair to holden, omme den pastoir an toe seggen, wat dooden hij in der karcken off op den kerekhoff begravet ende dat die pastoir alsdan een eerbaren raedt sulcx mach toe kennen geven, opdat hoir Ersaemen durch hoeren geswoeren dienaer die parthien oft erfgenaemen laten aenseggen die dooden tlaten begaen bynnen een maent oft ses weken; ende soe veer ymant sich daartegen opponiren wolde, sal die eerbare raedt daarmede voortvaren sonder eenige dissimulatie na beboeren, opdat die pastorie in syn gerechticheit niet verkurt en worde. Item een eerbare raedt wil den pastoir voerstaen ende hanthaven, dat alle ceremoniën der hilliger chrystlicker karcken moegen onderholden worden tot Goedts ere ende salicheyt der gemeenten; toe weten: dat alle

1) Bijlagen 7—B.