Niettegenstaande die goede gezindheid zijner parochianen gevoelde pastoor Hetsroey zich te Kampen niet langer op zijne plaats. Het rampzalige jaar 1572 had reeds voor een groot deel zijn kracht gebroken, toen in 1573 een nieuwe ramp hem kwam treffen. Zijne zuster, die met hem hierheen was gekomen en als zorgzame Martha zijn huishouden bestuurde, kwam in dat jaar te sterven en nu stond hij daar verre van zijn geboortegrond hij was te Breugel in Belgie geboren alleen in een hem vreemde streek, in een parochie, waar alles van den grond af weer moest worden opgehouwd. Geen wonder, dat de trek naar zijn geboortegrond zich steeds krachtiger deed gevoelen en weldra hij hem het besluit deed rijpen, om in zijn vaderland eene betrekking te zoeken, welke hem , hij minder zorg, toch uitzicht gaf op overvloedige vrucht van zijn arbeid.

Spoedig had hij gevonden wat hij zocht; in een hrief van 15 Sept. 1573 schrijft de regeering van Kampen aan den hisschop van Deventer, dat, „die weerdige ende hoechgeleerde heer Michaël Hetsroey onse pastoir op toecomende Joannis to midtsomer nae Antwerpen sich begeven ende aldair syn residentie sal nemen moeten, van wegen syner prebende hem aldair by den hoichweerdigen heren Bisschep van Antwerpen gegeven” Hoe pijnlijk de regeering der stad door dit aanstaand vertrek van den waardigen herder verrast werd, blijkt wel duidelijk uit het schoone getuigenis

') In de kerkrekeningen staat onder 1573 opgeteekend: ontfangen van de grove van zelige styntken, onse pastoers suster in de karcke (begraven) VII heren ffl x stuvers.

Zie Bijlage 14.