17 Juli 1578 aan Rennenberg overging bleef wel is waar voorloopig alles bij het oude, maar de tumulten, die reeds in Augustus en September 1578 voorvielen , toen onder leiding van den vroegeren rector van het H. Geest-Gasthuis Gaspar Holstech • later de eerste predikant van de Bovenkerk de altaren en beelden in de H. Geest vernield, de ornamenten geroofd, ja zelfs eenige kloosterlingen in de Mindebroeders-kerk, door het opgewonden gepeupel, beleedigd en verwond werden die tumulten waren voor de Katholieken de voorboden van hetgeen hun weldra zou wedervaren.

Wel was de Stedelijke regeering nog voor het grootste gedeeltelijk katholiek en met de beste bedoelingen bezield, wel kondigde zij nog in Juni 1579 eenige artikelen af, waarbij bepaald werd, dat de gereformeerden zich met de kerk van het Buiten-gasthuis moesten tevreden stellen terwijl de regeering heide religiën zou beschermen en de ambten verdeelen zonder op verschil van Godsdienst te letten, maar de dweepzieke Calvinisten waren met de hun gedane concessiën niet tevreden.

In de maand November 1579 braken weer nieuwe onlusten uit. In de kerk der Minde broeders werd andermaal gebeeldstormd, bij welke ontheiliging de Katholieken , naar het schijnt zich duchtig te weer stelden, zoodat het burgerbloed in de kerk stroomde; vier personen werden gewond en één gedood. De arme monniken , die zich in hun eigen huis en kerk zagen aanvallen en mishandelen en zelf geen hand tot hunne verdediging hadden uitgestoken, moesten bij slot van rekening nog het gelag van het gebeurde betalen. In plaats van de tempelschenners en dieven te hangen en te bannen, zooals het naar de wetten van dien tijd behoorde, riep de regeering de mishandelde klooster-