vrij ende onhevaert van een yder wesen ende conversieven moeghe.” *)

De wintermaanden gingen nu betrekkelijk kalm voorbij en naar het schijnt kon de pastoor met zijne kapelaans in de Boven- en Buitenkerk zijne h. bediening voortzetten. De Broeren-kerk was na de troebelen van November gesloten en in bet klooster waren de Reguliere Kanunnikessen van Brunnepe opgenomen, die reeds eenige jaren in het St. Anna- of Cellezusters-Convent hadden doorgehracht. Zoo ging het tot de maand Maart 1580 , toen, gedurende de onderhandelingen van den Raad met den Prins van Oranje, de hopman Champion met een vaandel knechten in de Broerenkerk verscheen, daarna de Sted. Regeering overviel en de katholieke raadsleden uit de stad joeg. Nu moesten de kerken en kloosters het andermaal ontgelden, het gepeupel ontheiligde ten tweedemale de St. Nicolaas- en O. Lieve Vrouwkerk, ja drong zelfs door tot in de wedeme, zoodat de pastoor in zijn eigen huis niet eens meer veilig was. Pastoor Havens besloot nu de stad te verlaten, daartoe aangemoedigd door de sted. Regeering, die wel inzag, dat zij op den duur hem niet tegen het grauw zou kunnen beschermen. De regeering gaf hem hij zijn vertrek een vleiend getuigenis mede, waarin zij verklaarde: „dat. hy sich, vermits (sy) hem voir het aensyenlike peryckel niet en wuste te beschutten, au andre zekrer plaetse mit (hoere) helieve solde moegen vervoegen. Begeren oick verers, dat, soo in toecompstige tyden die catho-Hjcke Roomsche religie hier weder vry ende sonder enich verhindert geexerciert sal moegen worden, syn Weerden, an welckens dienst wij een gruet genoegen

') Sted. Arch. v. Hasselt n“. 928.