dien kerkroof schuldig maakten. Dat het bloed kookte en de vuist zich balde, valt licht te begrijpen; maar gelukkig werd de vlam van den hartstocht bedwongen en droegen de wreed verdrukten in lijdzaamheid het onrecht hun aangedaan. Over afval hadden zij gelukkig niet vele droeve klachten te slaken; immers een dozijn jaren na den dag des gewelds kwamen niet meer dan omtrent 8 of 9 ingezetenen bij den predikant ten „H. Avontmael’'; en hoogst waarschijnlijk mag men meer dan de helft van deze houden voor stekjes uit vreemde gaarde, die hier sinds den droeven Pinksterdag wortel hadden geschoten.

Zij die van de „Nieuwe leer” en haren prediker te Vreeswijk niets wilden weten, hebben allicht hunne toevlucht genomen naar Twaal, waar de pastoor Cornelis Alphertsz. van Everdingen in 1593 nog op zijn post stond, „in sijne bedieninge hem houdende na d’oude wijze.” *) Doch op 6 Mei 1597 rukte de dood hem weg en weer treurden de Vreeswijkers als weezen. Maar hooger opwaarts aan de Lek, te Honswijk was nog immer als pastoor werkzaam heer Dirk van Eek van die der grijze Moederkerk met hart en ziel bleef toegedaan en onvermoeid zich kweet

‘) Histor. Genoot., Bijdragen, VII bl. 208.

V. Heussen, Histor. Episcopat. Ultraject. bl. 184 zegt ons, dat bij dit overlijdensbericht heeft „ex lapide sepulcrali ecclesiae de Everdingen.” Van deze kerk is alleen het priesterkoor nog in wezen; het schip met den toren werd in 1857 afgebroken en op dit terrein een kerkhof aangelegd. De grafsteen, door van Heussen vermeld, vond een behouden onderkomen hij Manus van Kouwen in de Kerkstraat aldaar; met eenigen toeleg valt er nog op te lezen; Hier leyt begraven Heer Cornelis Alfertsoen van Everdingen, pastor in ’t Waal Is gestorven (den) sesten (Maij 1597).