daer Adriaen die glaesmaker met sijn medewerkers zuydwaerts en Jacob Brouwer met een halve hoeflant noordwaerts naest gelant sijn, daer Oornelis Splinters die wederhelft of toebehoort, na uytwijsinge(der) segele en brieve, van dese voors. perceelen van goeden en renten wesende. En waer het saaken dat dese voors. losrenten gelost werden, dat sal men doen bij die collator unde besitter des officiums, en die gelden daerof komende wederom beleggen bij consent van beyden.

Voort soo sijn wij broederen en susteren Jans kinderen van Doeyenborg voors. met malkanderen overkomen, als dat de oudste in der tijd van ons altijd gifter desselves officiums wesen sal sijn leven lank, en als de oudste van ons oflivig geworden is, soo sal altijd de oudste daerna van onse broederen en susteren voorgenoemt collator of gifter daerof wesen, die man altijd voor ’t wijf even na sijnde, al waer de man ook jonger dan ’t wijf. Ende na onser aller voors. dood soo sal die oudste en naeste alsdan in der tijt, die man voor ’t wijf al even na zijnde, van salige Jan van Doeyenborgs bloede wettelijk gekomen sijnde, altijd gifter wesen, als ’t verschijnt en soo voorts euwiglijk duerende, te weten den oudsten van salige Jan van Doeyenborgs bloede wettelijk gekomen wezende altijd in der tijd; en sal die eene niet helpen, dat hij ’t eens gegeven heeft, om daeromme deze gifte aen sijne erfgenaemen te holden, ofte dat die een van een mans persoon gecome(n) is en die ander van een vrouw persoon. Ende om tot alle tijden te weeten, wie van deze voors. bloeden (sijn) gekomen, soo sal den bezitter des selven officiums geholden wesen alle die geen, die bij zijne tijd daeraf geboren worden, (op te teekenen) ende dat