■voldoende, maar om hem er weer vandaan te krijgen, zijn stapels schriftelijke bevelen noodig”.

Na het mislukken zijner Amersfoortsche bediening vertoefde Loeff maanden lang te Brussel. Den Juli 1653 schrijf hij vandaar opnieuw aan den Secretaris der Propaganda, dat hij nog altoos geen benoeming in Holland heeft kunnen verkrijgen. Ook had della Torre hem te verstaan gegeven, dat hij als ex-Romein en als Zuid-Nederlander bij de seculiere geestelijkheid evenmin welkom zou wezen. Hij verzocht daarom dringend, naar Rome te mogen terugkeeren en daar een of andere betrekking te ontvangen *).

Zoo schijnt hem ook vergund te zijn. In 1688 woonde hij nog in Rome als sacristanus of rector der kerk van S. Maria dell’ Anima Op het binnenplaatsje van dat nederlandsch-duitsche hospitium zag ik in een steenen trapleuning zijn naam gegrift: „G. Luffius”. Maar verder heb ik geen spoor van hem meer kunnen ontdekken, zelfs niet in het „Liber confraternitalis b. Marie de Anima Teutonicorum de ürbe".

De informatie, welke Loeff bij zijn schrijven aan de Propaganda heeft ingesloten, mag als een niet onbelangrijke aanwinst gelden voor de zoo goed als kompleete uitgaven der Missie-verslagen, de voornaamste bronnen onzer kerkelijke geschiedenis in de 17® eeuw.

Van geachte zijde werd de wensch uitgesproken, dat Italiaansche documenten ook door een vertaling zouden begeleid worden. Gaarne heb ik daaraan voldaan, te meer wijl het Italiaansch van Loeff niet gansch onberispelijk is.

') Deze brief berust in hel archief der Prop.; daarin zegt Loeff, dat hij te ’sßosch uit een patricische familie geboren is, dus niet te Waalwijk, zooals P. van Lommel mededeelt.

2) Archief XII. 310.

Dr. G. Brom.