van zijnentwege daartoe was aangesteld, het Chrisma en andere h. h. Olieën te halen (Bijl. XVI).

Ook zien wij hisschop Frederik optreden als kloosterhervormer (Bijl. X). De ahdij te Dikninge lag anderhalf unr gaans ten Zuidoosten van Meppel. Ten jare 1325 werd daarheen de oude abdij van Euinen overgeplaatst. Het schijnt een dubbelklooster geweest te zijn, van monniken en nonnen, en behoorde tot de Benedictijner-orde. De oorkonde van hisschop Frederik doet ons om zoo te spreken het intérieur van een vrouwenklooster zien. Niet alsof dergelijke kloosterregels ons geheel onbekend waren. Nog onlangs werden twee bijna gelijktijdige regels voor vronwenkloosters uitgegeven door prof. Gallee, een afkomstig uit „Alhergen” in Overijssel en een uit „Bethlehem” buiten Hoorn, waarbij Dr. F. Pijper een breedvoerige toelichting voegde. Maar de kloosterregels, voor Dikninge bestemd, blijven daarom niet minder belangwekkend. Vooral omdat zij ons toonen, hoe in een dubbelklooster de delicate verhouding geregeld was tnsschen den abt en zijn monniken aan den eenen en het vrouwenconvent aan den anderen kant.

Eindelijk wijzen onze aktestukken op een voortdurende, levendige wisselwerking tnsschen het bisdom Utrecht en de algemeene Kerk. Paus Johannes XXIII, die in ons land algemeen als de wettige opvolger van Petrus erkend werd, had een geldelijke subsidie uitgeschreven. Bisschep Frederik noodigde derhalve zijn voornaamste geestelijken, ook den overigens exempten abt van Mid-

') I. S. Magnin De voormalige kloosters in Drenthe. (Groningen 1835) biz. 23 v.v.

’) Archief Acquoy Rogge V. blz. 229 v.v.