de echtheid van dezen brief in verdenking te brengen , door tegenover het gezag van den kardinaal Baronius, die het eerst onze lezing gaf, te plaatsen Joannes de Beca en Joannes a Leydis, twee gewaardeerde geschiedschrijvers van ons vaderland. Dit geeft alzoo twee getuigen tegen één. In schijn, ja; maar ook in werkelijkheid? Joannes a Leydis in zijne Praefatio zegt ons zelf, dat hij Beka’s trouwe volger is: een echo alzoo, niet een nieuwe getuige. Doch meer dan het getal dient het gewicht der getuigen in de schaal te komen. De besproken brief ging van hier naar Rome : daar moet dus de echte lezing worden gezocht, en Baronius vond ze daar in de boekerij van het Vaticaan. Daartegenover zal niemand gewis aannemen, dat Beca na zes eeuwen hier nog een kladde vond van ’t geen de H. Bonifacius in 753 aan paus Stephanus schreef. Voeg daarbij, dat meerdere ütrechtsche oorkonden, in welke de verhouding der twee hoofdkerken te sprake komt, niet echt blijken te zijn. Hier in den aanvang bl. 1 is er ééne aangewezen; en in Het Oudste Cartular, van 't Sticht bl. LTV en LVI heeft Mr S. Muller Fz. er twee gebrandmerkt. Zien we nu den brief in bij J. van der Beke of zijn „echo”, dan wekt ook de door hen gegeven lezing sterke achterdocht. Daar luidt het over St Willebrord :

«Ecclesias construxit et sedem episcopalem in honorem sancti Martini et basillcam in honorem sanctae Crucis in loco et castello, quod dicitur Trajectum extruxit; übi praedicans usque ad debilem senectutem mansit.»

Het valt op, dat deze beduidende afwijking al de andere zijn gering en blijkbaar gesproten uit eene vergissing of onnauwkeurigheid •—■ juist daar intreedt.