Utrechts oudste kerk de zoogenaamde Thomaskapel onder koning Dagohert hier gebouwd, geheel werd verwoest, zoodat er niets als de grondslag overbleef; ten anderen dat de H. Willehrord, toen hij binnen Utrechts burg zich vestigde, daar naast zijn munster de Salvators-kerk bouwde, in deze zijn bisschopszetel plaatste niet alleen, maar er bleef zetelen en prediken tot zijn hoogen ouderdom; ten derden dat de H. Bisschop, ofschoon hij in de St Salvator zijnen zetel behield, ook de verwoeste Tliomas-kapel weer opbouwde en onder de hoede van St Marten stelde.

Vóór 722 kan deze tweede bouw of herbouw moeilijk hebben plaats gehad. Er waren te veel dringende behoeften om zich de weelde te veroorloven van een tweede kerk daar vlak naast de St. Salvator. *) De giftbrief van Karei Martel, op Nieuwjaar 722 in Herstal uitgevaardigd, gewaagt dan ook alleen van het munster in de burg Utrecht en kent de Sint Marten nog niet. Wel heeft Blondeels petekind kloek weg beweerd ’*) dat Karei Martel in zijn brief van DCCXXXII (lees DOOXXII) „duidelijk gewag maakt van St Martenskerk”: maar de kloeke schoot wig te kort, als hij dat beweren moest staven door bewijzen.

De Sint Martens-kerk te Utrecht is naar allen schijn eene schepping der Franken. Hiervoor pleit, dat ze werd opgebouwd op den grondslag der kapel van koning Dagobert, dat ze werd gesteld onder de hoede van

') Ook A. V. Buchell in noot n. op de Kronijk van Beka (bl. t2) zegt, dat Wiilebrord in de achtste eeuw nog meer dan een dozijn jaren wachtte, eer hij de St Martens-kerk bouwde.

Zie S. Muller Fz., Het Oudste Cartular. van het Sticht, bl. 3 en Heda, bl. 28.

") beschrijving der stad Utrecht, bl. 309.