leeren kennen i). Ja zelfs de eigen vader van bisschop Balderik, die het eerst den Dom tot zijne rustplaats zou uitkiezen, wordt als weldoener van de St. Salvatorskerk vermeld en vond daar zijn graf"). Nergens, zoover mij bekend werd, vindt men in de oudste Utrechtsche geschiedbronnen eenig spoor van den Dom : de Utrechtsche kathedraal schijnt eeuwen lang vergeten daar gestaan te hebben. En nog in veel latere jaren vinden wij den bisschop gevestigd in een paleis, gebouwd vlak voor den gevel der St. Salvatorskerk, te midden van de klaustrale huizen van het kapittel dier kerk "). Men werpe mij niet tegen het charter van bisschop Balderik van 940; immers ik meen elders *) bewezen te hebben, dat dit stuk valsch is, waarschijnlijk niet ouder dan de eerste helft der eeuw. Evenmin de overoude tafelen uit den Dom, want uit het slot van het eene opschrift zelf blijkt, dat de tafels jonger moeten zijn dan de hernieuwing van den Dom in de

>) Beka, Chronica. p. 27. – Vgl. ook het grafschrift van bisschop iredenk in den Oudmunster;

«Et pius A!bricus cubat hic magnusque Ludgerus

Compluresque alii, tu modo flecte genu!

Dixem baud facile quisquam tibi, corpora divum

Quot locu» hic habeat: tu modo flecte genu!»

Zie zijn grafschrift in de: Bijdr. en Mededeel, v. h. Hist ben. XI p. 489.

5) Trouvvens het komt mij waarschijnlijk voor, dat de bisschep vroeger m den anderen, noordelijken hoek over den gevel van den St. Salvator z.jn paleis gehad heeft («platea suburbane, que est medium inter domum episcopalem et ecclesiam S. Marie i Cork V. H 64 in het Liher pilosus v. St. Marie); daar in de buurt vinden WIJ ook de spinde en de bottelarij en het in Ul3 afgebrokene bisschoppelijke gruithuis, waar tevens de tollenaar gevestigd was. ®

■*) Muller, Oudste cartularium v. h. sticht Utrecht, p. LIV.

Archief XXV.

4