Dan verdwijnt de H. Kruiskapei. Maar ongeveer op de plaats, waar wij haar zoeken, vinden wij eerlang eene andere kapel, aan St. Victor gewijd.

«.(Contiguum fere Sumnao templo et prope Servatoris sacellum est exiguum, sed antiquitate venerandum, nam antiqiussimum esse hisce in locis Deo sacratum aediflcium ego ex conjectura sanctae Crucis esse puto, ad quod Servatoris templum et collegium a Winfrido episcopo fundatum referunt annales, idque a Willebrordo episcopo anno a Christo nato 695 dicatum , nunc vero D. Victoris nomine indigitatur».

Aldus Buchelius in zijne beschrijving der stad Utrecht

De gissing van onzen geleerde, dat de St. Victorskapel identiek is met de H. Kruiskapel, is waarschijnlijk: er is veel, dat haar bevestigt. Volgens Buchelius’ mededeeling (p. 14) stond in de kapel deze inscriptie : „Hanc capellam novam fieri fecit Petrus a Steinen, praepositus hujus ecclesiae, anno 14251”. Wanneer wij opmerken, dat de genoemde persoon proost mn S(. Salvator was, en ons herinneren, dat de collatie van de H. Kruiskapel aan den proost van St. Salvator behoorde, dan geeft reeds deze overeenstemming ons veel te denken. Maar er is meer. De uitdeelingen der bekende Eleemosynae van Oudmunster werden nog in 1585/86 „int heylich Cruys-capel hij Audemunster” gehouden Reeds in 1580 vinden wij vermeld uitdeelingen aan arme proveniers van Oudmunster „in St. Victoers-ca-

0 Buchelius, Descriptio urbis Rheno-Trajectinae. p. 13. (De daar vermelde gissing, dat Willebrords H. Kruiskapel wellicht buiten de Wittevrouwenpoort zou gezocht moeten worden, is onzinnig : de kapel van het H. Kruisgasthuis dagteekent volgens den fundatiesteen in het Stedelijk museum eerst van 1408.)

2) Bijdr. en mededeel, v. h. Hist. Gen. IV p. 42. Vgl. Arch. gesch. aartsb. Utrecht. X p. 294 («pro duabus elemosinis in capella S. Crucis», 1583).

Archief XXV.

5