krypt verrezen zijn. Dat dit laatste in onzen Oudmunster werkelijk geschied is, dat althans bij de afbraak der kerk de noordelijke kryptkapel niet gelijk was aan de zuidelijke, schijnt bij nader inzien te blijken uit de beschrijving der kerk zelve. Immers bet trekt daar de aandacht, dat de koorkrypt en de krypt onder de noordelijke sacristie ie zamen als de groote en kleine krypt vermeld worden, terwijl daarna volgt; „binc (d. i. uit de groote krypt) itur ad parvum sacellum ad dextram partem majoris cryptae”, zoodat deze kapel (die van St. Jan Evangelist) niet als hrypt beschouwd schijnt te worden en dus zeer wel booger dan groote en Tcleine krypt beiden kan gelegen hebben. Alleen dus deze kapel zou dan , uit piëteit voor de aan baar bestaan verbondene herinneringen, van bet oostelijke deel der oude kerk behouden zijn, hetgeen volkomen rationeel schijnt. Alleen zij ook zou dan door lateren ophouw van eene sacristie daarboven als bet ware verzonken zijn, zooals dit boven (p. 30) beschreven werd.

De ontwikkeling dezer nieuwe hypothese is op plaat 111 duidelijk aangeteekend, zoodat ieder nu kiezen kan, welke der twee bouwgeschiedenissen hem bet waarschijnlijkst voorkomt.

S. M.