off U L. gemeijnt sija tscrijvens van S. Exc. ende die apostille daarop gevolcht, soa ü L. gesien ende gelesen hebben, nae te komman ende eennen iegelick volgens tselve 300 gl. jaerlicks uyt te reycken; allet breder blijokende bij het ierste scrijvens (bij) S. Exc. aen U L. gedaan. Ende dit gepassiert sijnde, willen U L. dan die saeck in stilstant laeten blijven wess toekompstigen Woensdach, sonder langher vertreck, sulcks hebben U L. mij to scrijven bij brengher deses. Dan U L. mosten sich des ontfancks interim mijden. Niet meer dan blijft dem Almechtigen in sijnen schuts bevolen. Met haast uyt Beest, den laesten Decembris a« 80.

ü L. fruentwilligen altijt Alaert van Lienen.

Soe voel die copie belangen doet, sall ick u met heer Tijssen seynden.

Naar het oorspr.

N«. 129.

Antwoord van den coadjutor aan Lienen

CulemboTch, Si December 1580.

Edele, erentfeste, grootgunstighe, goede vrundt. U L. scrievens is mijn ter handt gecommen belangende het bericht, twelck U L. tot Beesdt commende soude wesen gedaan, als van den gherichtelicken weet

*) Heer Tijs z= Mathias Alberti, not, publ.