affgeslagen wordt; dan alleen van Basic daerop geappostilleert, men soll mijn pennincxwert tholeggen nae der pastorie goederen bedragende, soe fer waerafftich bij den Raet des statz erkent worden, bij den suppliant overgegeven te sijn. Soe hadde ick beyde, mijn certificatie und requeste metter appostille, den burgemeisteren overgelevert; dan bebbe nocb egeen advijs daerop ontfangen; dan sachten mij alles guetz thoe; ick was selflfs metten eenen burgemeister, soe eerselinge op den lantdacb van der stadt saecken afigeferdicht, tho Nijmmegen den 25 Aprill op den lantdacb gereist, om met Basic daer wijders op te communiceren; dan hij en quaem daer niet. Wijders, Eerw. beer, heb ick van Nuynbem ') wegen geen geit gesien. Ick bad Nuynem, soe ick bedlegericb was, Bocbolt uwer Eerw. briefi" laeten verbantreicken, und sacbt hij solt met Henrick Boener spreken, und soe der pastoor opqueem, men soll al doen soe beboerde. Nyet lang daernae starff Henrick Boener baestelick, und doen ick genesen was, spraeck ick Boeckbolt selflfs aen, und maeckten grote swaricbheit, als dat bij weel 50 gl. verschoten hadde, und eer den pacht verscheen, solde tsamen weel verschoten hebben doverense aen rantsoen, ende wyst oick noch niet ofte hij die guederen behalden solde. Doen sacbt ick hem : ΓΌ L. hebben dordinantie van mijn E. heer; oft schoon aenders queem, U L. konden niet te cort coemen, het sal U L. wel gepasseert warden; is des nicht, soe moet ick mijn E. heer weder overscrieven. Daerop sijn L. mij sachte, ick soll noch een maent ofte twe vertoeven, wye men

O Frater Rob.ertus van Nuynhem.

2) Aan Boeckholt waren abdijgoederen verpand.