Joanna Fyne. ')

Een knecht.

Drie maechden totten dagelicxen arbeit.»

Waarschijnlijk waren er vóór de Reformatie, overeenkomstig den regel van de H. Brigitta, dertien priesters, vier diakenen en acht conversen in het mannenklooster; dezen schijnen allen naar elders vertrokken te zijn, behalve pater Paulus, pater Gerridt Dirricksen en een derde, die in 1622 nog in Kampen woonde en er in stilte de zielzorg waarnam.

Pater Paulus ontving in 1599 uit de kerkelijke goederen eene jaarlijksche toelage van vijftig goudguldens, doch onder uitdrukkelijke voorwaarde, „dat hij sich onthulden sal van crancken te hesoecken ende van alle exercitie sijner religie of sal datelick van dese alimentatie gepriveert sijn” (Raadsres. f. 43). Hij stierf in 1614, blijkens deze aanteekening in de kerkerekeningen der Bovenkerk; „Van Pouwel de monnicks hegraffenisse in de kercke X heren w.”

Pater Gerridt Dirricksen vertrok na de troebelen van 1580 naar het sticht van Keulen, waar hij in een klooster van zijne orde werd opgenomen. In 1595 zond hij een brief aan de stedelijke regeering van Kampen, waarin hij „met gehuerlijcke reverentie oitmoedelijck to kennen” gaf: dat hij gaarne naar Kampen zou overkomen, „om aldaer guede Heeren unde vrunden om enich behulp tot noedighe onderholdinghe toe besweren”, maar daarin verhinderd werd door zijn „zwaere older-

D Obiit, in margine.

2) Zie de «Descriptie Status et.» J>'ch. v. h. Jartsb. XX. p. 377: (anno 1622), Gampis residere solet quidam Dominicanus «t senex Brigittanus.