Klooster der Celleiroeders

ook wel Alexianen of Vrijwillige Armen genaamd, wier convent bij de oude St. Nicolaas-poort (thans Cellebroeders-poort geheeten) aan den ouden Horstweg thans Cellehroeders-weg genoemd in 1475 werd opgericht onder den naam van „Domus Bethaniae. Het was den H.H. Augustinus en Alexius toegewijd.

Overeenkomstig het contract door de Oellehroeders in 1477 met de Stad gesloten, waarbij bepaald was: dat „allene sess off soeven mannepersonen ende gene vrouwenpersonen wesen ende woenen sullen in den voirs. huysinge ende vergadderinge” telde hij de opkomst der Hervorming het Oellehroeders-convent slechts zeven of acht broeders, met inbegrip van Pater Symon, die aan het hoofd van het convent stond. Het inkomen van het convent uit de vaste goederen bedroeg jaarlijks 91 goudgulden en zeven en een halve goudgulden tot onderhoud der kerk, welke laatste rente de kloosterlingen tijdens de beroeringen van 1578—1580 voor hun onderhoud hadden benut. Van het inkomen, dat aan het convent zelve behoorde, kwam jaarlijks niet meer dan twee derde binnen. En toch zoo klaagde Pater Symon „wij moeten der mit soeven of acht mans op leven; summa al hadden wij noch eens soe voele renten soe can ickt convent niet opholden sonder bijstandt van guide luyden”.

Den Cellebroederen werd het verblijf in de stad vergund en er was reden voor deze uitzondering. Beelden breken en priesters verbannen had niet veel zwarigheid in; de Kegeering meende het zonder beelden en priesters wel te kunnen redden en bij het vertrek der priesterschap liep immers de schatkist over van het