tot zijne hulp, een kapellaan, die door zijne uitnemende gaven het hart van den grijsaard geheel voor zich innam.

Deze winner der harten was Aegidius Albertus Ie Qroz, die stamde uit het Luikerland, te Leuven zijn hoogere studiën had gedaan en den lauwer van batselier in H. Godgeleerdheid er had gewonnen. Nog geene drie jaren had hij hier zijne vriendelijke hulp geleend, toen aan den strammen grijsaard de herderstaf ontviel en de gewaardeerde helper tot opvolger werd benoemd. Yoor in het oudste nog aanwezige doopboek der kerk van den Pausgang heeft de hand van den nieuwen pastoor deze aanteekening neergeschreven ; „Liber Baptizatorum, conjugatorum , defunctorum, incipiens ab anno 1711, quo Rev. Dom. Aegidius Ie Groz siiscepit stationem a morte admodum Rev. D“ Joannis Rispens, qui in eadem statione annis praefuit 28 obiitque 19 Januari 1711.” Uit dit Archief (I hl. 92) vernemen we verder, dat heer Ie Groz terstond na Rispens’ dood den herderstaf opnam, krachtens volmacht van den apostolischen vicaris Adam Damen.

Hoe behoedzaam en uiterst voorzichtig elke stap toen moest worden gedaan, weet u van zelf, als ik u heb gewezen op het hesluit, den Februari 1710 genomen door den raad der stad. Want in hun bijzondere vrees . . . . voor overrompeling misschien ? gaven toen de vroede mannen last aan den schout met de zijnen, „om „alle mogelijke onderzoek te doen naar de priesters, „die weder hier dienst deden, en om hen, waar zij „hen ook mogten vinden, dadelijk te vatten en naar „eene der stads poorten te brengen”. Maar wijs en

‘) Diest-Lorgion, Geschiedk. Beschrijv. der slad Groningen. II bl. 165.