van dispensatie der Roomsche Stoel of andere kerkelijke auctoriteit omtrent onderdaanspligten, om dezelve van een volstrekte gehoorzaamheid aan hunne wettige protestantsche overheden te kunnen diverteeren, of dat men geen trouwe of onderdanigheid aan die in den kerkelijken ban mogten zijn, schuldig is; maar in teegendeel die van uwe gemeenschap zult inboezemen een behoorlijken ijver voor den welstand deezer provincie en alle onderwerpinge met een stil en zeedigh gedragh; en dat niet zult contribueren, direct of indirect, om door onze ingezetenen eenige vermakinge, gelofte, verzendinge van geit of geltswaarde te doen of laten doen, buiten ’slands, aan eenige cloosters, collegien of eenige andere Roomsche gestichten, of ten behoeve van eenige gemeenschappen, statiën of plaatsen of leden van dien, en zoo veel in uis oprechtelijk te zullen weeren, dat op eenigerlei wijze de goederen onzer onderdanen worden gediverteerd buiten ’slands, of mochten komen in eenige doode hand, anders dan onder publieke en hij ons geauthoriseerde administratie; en dat gij teegens deeze uwe verklaringe ofte eenig deel van dien geen absolutie of dispensatie van iemand ter wereld zult verzoeken of accepteeren. ’)

Hebben de HH. Staten van Stad en Lande het voors. concept-formulier geapproheert en verstaan, dat hetzelve door de Secretaris van de provincie uit naam der HH. Staten van Stad en Lande aan de respective Gerichten dezer provincie zal worden toegezonden ten

') Bij Biest Lorgion, Beschrijving van Groningen, 11. bl. 166, zien we, dat nog op 12 Januari 1780 door den raad der stad van aartspr. B. J. van Kruissen deze verklaring werd gevergd.