calholyck en moeder gereformeert was, is sulx bij de predicanten verclickt, die hem bij de magistraet verclaeght hebben, die hunne dienaers gesonden hebben om H. Voorst op ’t stadthuys te halen, raaer en costen hem daer niet vinden, mits hij hem versteken hadde. Hierom wierde de dienaers belast dat sij alles, daer sij vermoeden ende niet vermoeden, aen stucken souden smijten ende soo lange soecken, tot dat sij hem gevonden hadden. Sulx waer niet goet geweest, want sij dienaers, die in sijn huys al geweest hadden, vonden vijf schoone casuifels ende een groote kelck welcke sij medenamen ende op ’t stadthuys brachten; indien sij nu met sulcken last daer in gecomen waren, moghten noch meer gevonden hebben. Heer Voorst hier af verwittieh sijnde gaet personelijck met Joncker Morre') na het stadthuys voor de Heeren, die hem vraeghden, of hij het voors. kint gedoopt hadde? Seide; ja; het is mij ten doop gebracht met bewilligingh van de gereformeerde craemvrouw. Hij wierde daer snachts gevangen gehouden ende smorgens sonder bannissement losgelaten, mits bij boete moeste geven te weten: honderd rijcksdaelders.»

Hoe fel het antipapisme te Kampen destijds nog woedde, zou weldra blijken. In zijn leven had men den waardigen man keer op keer vervolgd, ook na zijn dood kon men hem niet met vrede laten, wilde men zelfs zijn lijk onteeren. Waeyer heeft ons omtrent het afsterven en de begrafenis van Pastoor Theodorus Voorst het volgende geboekt:

«Anno 1690 is heer Theodorus Voorst, pastoor van Kampen, ten 2 uuren snachts tusschen woensdach en donderdach , sijnde den 21. Augusti, overleden; was een geleert man en een ijverich Apostel. Dieswegen sijn gemeynte over hem een overgroote rouw bedreven hebben, so dat sijn doot ruchtbaer geworden is oock onder het graauw, dat drie avonden op sijn hegravenisse gepast hebhen, die op den 25. deses sijnde maendach s avonts omtrent elf uuren geschiet is. Als sulx het graauw vernamen, sijn sij bij honderden samengerot, om dit lijk te onteeren werden de gedragen na de Bovenkerck S. JNieolaus toegewijdt, om daarin begraven

‘) Waarschijnlijk Jhr. Egbert Morrhe, gehuwd met Jonkvrouwe Anna Judith van Tellinckhuysen.