Welnu, dat alles komt volmaakt overeen met hetgeen wij weten omtrent de H. Stede van Hasselt, terwijl van den anderen kant omtrent een in de dertiende eeuw in Friesland gestichte en later vermaard geworden bedevaartskapel bij geen enkelen schrijver eenig spoor te vinden is.

De H. Stede bestond reeds in 1328, ja zij moet destijds reeds geruimen tijd bestaan hebben, gelijk wij hierboven hebben aangetoond. Dat haar oorsprong te zoeken is in de 13° eeuw, wordt nog waarschijnlijker door het feit, dat Bisschop Jan van Ark el omstreeks 1355, gelijk wij later zullen aantoonen, de oude kapel door een nieuwe verving. De tijd der oprichting van de H. Stede komt dus vrijwel overeen met de tijdsopgave van Caesarius.

De H. Stede was blijkens het schrijven van bisschop Jan van Diest reeds in 1328 een vermaarde bedevaartsplaats, »waarheen voortdurend drommen van geloovigen opgingen, teneinde door hunne gebeden, offergaven, aalmoezen en andere godvruchtige werken Gode den cijns hunner aanbidding te brengen, i)

Zelfs van Duitschland uit kwamen de pelgrims naar dit beroemde genadeoord, dat inderdaad geëerd werd als het H graf des Fdeeren.

Bij dit alles komt nog, dat de opkomst van het stadje dagteekent van het tweede vierde der dertiende eeuw en bijgevolg samenvalt met de oprichting der kapel, waarvan Caesarius gewaagt. Het heiligdom was

1) Quorum miraculorum intuitu idem locus copioso fidelium concursu cum oracionibus, oblacionum et elimosinarum contribucionibus ac aliis devotis operibus jugiter frequentatur (Aflaatbrief van Bisschop J. v. Diest van 1328,)