ten geschenke gegeven. Het stelt voor: het H. Doopsel van Christus door Joannes, en is geplaatst in het koor achter het hoogaltaar. Van Liefland (hl. 125) noemt het een «uitstekend meesterstuk der glasschilderkunst, door den wijd vermaarden Dirk Pietersz. Crabeth geschilderd.”

11.

Maar dat alles moge slechts als in het voorbijgaan zijn gezegd! Hoofdzaak mijner bijdrage blijve George van Egmond’s stichting, de instelling van de maandelijksche solemneele H. Mis ter eere van het Allerheiligste Sacrament in den Dom te Utrecht, waarvan ons de oorkonde sedert 350 jaren immers wèl een merkwaardig eeuwgetijde! – in het nog terzelfder kerke staande gedenkteeken op de degelijkste wijze wordt bewaard. Ik verzoeke voor haar nog eenige oogenblikken de welwillende aandacht en vervulle daarmede de mij opgelegde taak.

Na de vermelding van ’s bisschops dood en begrafenis, schrijft Batavia Sacra (I pag. 246) in overeenstemming met Groote de volgende woorden:

»Zijn hart werd naar Utrecht gebracht en daar bijgezet met een eervol grafschrift, hetwelk, terwijl al het overige door den alverslindenden tijd is vernietigd, nog heden ten dage [1714] is te zien in het koor der St.-Maartenskerk. Het volgt hier overgeschreven.”

Werkelijk volgt daar dan ook onmiddellijk de stichtingsoorkonde, die ik zelve na eenige voorafgaande aanteekeningen, hoofdzakelijk over het grafmonument, een weinig nader zal aanwijzen en voorts in haar geheel mededeelen.

De Hollandsche uitgave der Bat. Sacra vertaalde