op Donderdag den 6"" Maart ’s avonds omstreeks half zes te Kampen aan.

»Nog denzelfden aldus P. Doorenweerd, i) na eenige verversching te hebben genomen, verleende Hoogstdezelve aan verschillende corpsen audiëntie en daaronder was ook de geestelijkheid en kerkenraden der onderscheidene gezindheden dezer stad. Wij Catholyke pastores, pater L. Adams, pater van Gemert en ik, traden te gelijk met de afgevaardigden van de andere gezindheden de audiëntiezaal binnen. DominusSerrurier, prediker der Waalsche gemeente, bij wien Zijne Majesteit, in het huis van Mevrouw de wed. Op ten Noord, gelogeerd was en tot wien Zijne Maj. zich het eerst wendde, deed een lange aanspraak in naam der Gereformeerden, van welke ik niet veel heb kunnen hooren en verstaan, wijl hij zeer zachtjes sprak. Zoo ging het ook met het antwoord des konings, voornamelijk ook wijl Zijne Maj. juist met den rug naar mij stond gewend.”

»Na eenigen tijd met de afgevaardigden der onderscheidene gezindheden gesproken te hebben, zond hen Zijne Maj. gezamelijk weg en wij hadden de genade met Zijne Maj. alleen, in tegenwoordigheid van slechts weinige Ministers, te spreken. Ik deed de volgende aanspraak aan den koning:

Sire !

Voila un des plus beaux jours de ma vie, auquel il m’est permis de témoigner ma reconnaissance a votre Majesté pour toutes les bontés qu’il Vous a plu de faire par mes mains aux pauvres pêcheurs de I’isle

1) Iv. c. p. 2.