des harten; want de omstandigheden brachten het niet voort. Voor deze was het voldoende als men riep: »Leve heer Philips! leve de nieuwe bisschep 1” of iets dergelijks. Als zij tevens gewagen van den broeder David, hun besten bisschep, dan geschiedt dit blijkbaar, omdat hun hart er nog vol van is en zich lucht wil geven. Nu staat het geschiedkundig vast, dat de door ons gemelde juichkreet bij Philips’ intrede te Wijk bij Duurstede herhaaldelijk hem werd toegestierd.

Ongeveer een halve eeuw geleden mocht de stad Utrecht aankoopen eene verzameling van handschriften, grootendeels afkomstig van den met recht vermaarden oudheidkundige Gijsbert Lap van Waveren. Hieronder bevond zich een beduidend aantal afschriften van belangrijke brieven. Deze heeft Mr. S. Muller Fz. onder no. 1470 gebracht op den Catalogus van de Bibliotheek over Utrecht. Daaruit nemen we een brief op, 25 Mei 1517, door een ooggetuige geschreven aan zijn vriend Joannes Paludanus, hoogleeraar te Leuven, '■j Daar luidt het: »In plateis passim acclamatum: »Vivat dominus Philippus, frater Davidis optimi praesulis! Vivat diu! Vivat feliciter!” Mr. G. Lap getuigt, dat zijn afschrift werd genomen te Leuven bij den Aalstenaar Theodericus Martinus. Alle gewenschte waarborgen der echtheid zijn dus aanwezig. Dat de aanvang des briefs voor ons verloren ging doet aan den verderen inhoud geen schade. Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck vond dan ook goed, hem in zijn Archief voor de Geschiedenis, II bl. 224, no. 15, te doen afdrukken.

Doch wat hierbij vooral onze opmerking verdient,

1) Over dezen zie Valerü Andreae Fasti Academici, bl. 247.