gegeven, i) De bisschep werd geheel en al verlaagd tot een lijfknecht van Hollands graaf. Mr J. Kappeyne van de Coppello zegt onomwonden; »Als Floris Vde »Drechterlanders en hunne eedgenooten ten onder »gebracht had, eischte hij, dat zij hunne akte van «onderwerping zouden verlijden ten overstaan van den «bisschep en dwong den bisschep, die akte met zijn «kerkelijken ban te bevestigen.” 2)

Het lust ons niet, den «edelmoedige” op zijne wegen nog verder te volgen. De «adel van zijn gemoed”, die immer zich gelijk bleef, had tot leste gevolg, dat hij den koning van Engeland, den hertog van Brabant, de graven van Vlaanderen, Henegouwen, Cleve, zelfs zijne mannen, magen en vrienden van zich vervreemdde. In het Sticht van Utrecht had Floris’ edele gunst bewerkt, dat alles er tierde en bloeide als de viooltjes in een ijskelder.

Het slot des jaars 1290 zou, naar men hoopte, een gunstige verandering brengen. Bisschep Jan van Nassau legde zijn vorstenstaf neder en even na Dertien-dag in het nieuwe jaar schonk paus Nicolaas IV aan het bisdom van Utrecht een nieuwen kerkvorst in den verdienstelijken Jan II van Zyrik. 3) De man trad aanstonds in het voetspoor der beste prelaten van zijn tijd; maar straks ontzonk hem de moed bij den aanhoudenden tegenstand. Want zijn bisdom leed voortdurend allerhande onrecht, berokkend door de hooge heeren van den omtrek, nauw te weeren zelfs met

1) V. de Bergh, II no. 380.

2) Bijdragen voor de Vaderl, Geschied, en Otidheidk., door Nijhoff en Fruin, deel XXV bl. 23.

Dr G. Brom, BuUarium I no. 385.