aan de kapittels van Utrecht, aan de geestelijkheid van stad en bisdom, aan de proosten, baljuwen en bevolking van stad en Sticht, aan de leenmannen der kerk, aan den aartsbisschop van Keulen en aan den Roomsch koning Adolph van Nassau, i)

Van oudsher was het gebruik in Gods kerk, dat hij, die een hooge waardigheid ontving, aan dengene, die zalvend de handen hem oplegde, eenig geschenk vereerde ten blijk van hulde en dank. De wet op i Mei 541 door keizer Justiniaan gegeven, gewaagt ervan als een reeds oude gewoonte. ") Dit gebruik bleef voortbestaan, ofschoon met wijziging naar het verschil der omstandigheden. In het laatst der dertiende eeuw was het vaste zede geworden, dat zij die van den Paus de benoeming of bevestiging voor een bisdom ontvingen, de tijdelijke vruchten, te oogsten in hun eerste jaar, aan de kerk van Rome opdroegen. Daarom kwam Willem Berthold op 15 hebr. 1296 met de beide kameraars dier kerk overeen en beloofde, dat hij, behalve 200 gl. voor de minderen, de som van 4600 goudgulden aan hen zou inleveren, uiterlijk op het aanstaande Kerstfeest of binnen drie maanden daarna. 3) Toen bereidde hij zich voor ter hooge wijding, welke hem namens Zijne Heiligheid werd toegediend door den kardinaal Mattheus, bisschep van Porto. Op Maandag 27 Febr., vermoedelijk den eigen dag der wijding, liet de paus getuigschrift daarvan aan den nieuwen bisschep uitreiken.

Niet lang daarna zal hij naar onze Nederlanden zijn

1) Bullarium Trajectense, no. 418.

‘■2) Fleury Histoire Ecclésiastiqite, V bl. 279.

3) Bullarium Trajectense I no. noot.

4) A. w. no. 419.

ARCHIEF XXVI.

22