terug gekeerd. In de eerste helft van Februari had hij, persoonlijk tot den H. Vader zich wendend, verlof gevraagd en ook verkregen, om voor zich zelven en ten behoeve zijner kerk op te mogen nemen de som van 4000 pd. kleinen van Tours. Het getuigschrift, hiervan gegeven te Rome op Woensdag 7 Maart, schijnt met meer andere stukken hem door een ijlbode te zijn nagezonden. 1) Met die machtiging kwam hij te Florence bij de bank der Alfanen, nam er 3000 goudgulden 2) op en schijnt daarna de bergen te zijn o vergetrokken, om te Utrecht den kromstaf te aanvaarden. Eene groote maand mogen we hem voor die reis wel in rekening brengen. 3) Het Paaschfeest van dat jaar (25 Maart) heeft hij, naar mij dunkt, in zijne zetelstad nog niet kunnen vieren.

Te zijner bestemming aangekomen, kreeg de nieuwe bisschep te schaffen met een toestand, die, in spijt des vromen ij vers van zijn voorganger Jan van Zyrik, nog deerlijk in de war lag. Jan Veldenaer in zijn Fascicidus Tcmporufu (fol. 263) zegt ervan: »Hi vant dat bisdom seer verladen ende ghebonden mit menigherhande warringe, daer hi seer om arbeyde, ’t in gueden staet weder te brengen.” Ook de aanstellings-

Ij Het blijkt uit de noot bij no. 420, dat het verlof ter geldopname reeds I mondelings) was verstrekt vóór de overeenkomst, op 15 Febr. met de Apostolische kamer gesloten. »In nostra presentia constitutus” uit het pauselijk stuk van 7 Maart geeft dan, dunkt mij, te kennen, dat bisschop Willem bij de aanvraag wel,’ doch nu niet meer te Rome was.

Bullarmm I uo. 432.

3; Mr Arend Willemsen, die van geen bijzonder oponthoud gewaagt, had in 1525 voor de reis van Venetië naar Nijmegen den tijd noodig van 4 November tot 9 December. [Haarhvis Bijdragen, XI bl. 165—171.1