godvruchtig zouden bezoeken, i) Nog verkreeg hij op denzelfden dag eene vernieuwing der wet, welke aan Utrechts geestelijkheid verbood, de lijken van hen, die door woeker besmet of onder den ban gestorven waren, in hunne kerken of kerkhoven te begraven. 2)

Wanneer juist de bisschep in het Sticht zijne intrede hield, bleek ons niet. Vermoedelijk had hij voor 15 Maart zijne komst aangekondigd, maar op 5 April nog niet uitgevoerd. Want op eerstgemelden dag beloofde Jan van Nassau, zijn afgetreden voorganger, dat hij de Utrechtsche geestelijkheid niet zou lastig vallen, als soms zijne, op de bisschoppelijke tafel verkregene lijftucht niet naar behooren werd uitgekeerd (dit duidt op aanstaande wisseling van betaalmeester) : op den anderen dag beloofde de graaf van Gelre namens gemelden heer Jan, dat hij niemand zal lastig vallen om wanbetaling der gemelde lijftucht (als uw neef de betaalmeester is, vermijdt ge zulk woord te uiten in zijne tegenwoordigheid.) Maar op 5 April 1296 zal de intrede wel dicht aanstaande zijn geweest. 0)

1) A. w. no. 429.

A. w. 110. 431.

3) V6rnieuleu. Inventaris der oudste charters in het Rijksarchief te Utrecht, no. 536, waar de dagteekening, en van den Bergh, Oorkondenb., II no. 924, waar de tekst werd gegegeven. Het stuk kan niet vallen bij den aanvang des jaars 1295; toen erkende ieder Jan van Zyrik als bisschop, en deze was gewijd, niet bloot verkooren; maar in den staart van dat jaar, welke destijds bijna drie maanden ver over onzen jaarsdag heenschoot, kon er bij iemand, die niet volkomen op de hoogte was van de nieuwste berichten, spraak zijn van een verkozen bisschop: dit geeft dan 15 Maart 1296.

I) Zie hierachter, bijlage D no. I.

5) Er zijn stukken in omloop, die in ’t midden van April, zelfs voorbij het midden van Juni 1296, Jan van Zyrik nog durven te