het erf Reimerdink onder Duider daarvoor in de plaats ontving,

Te midde-vasten van het volgend jaar 1298 is de bisschop weder te Utrecht en verleent aan die van Jutphaas tusschen den Rijn- en Mcerndijk een watergang naar het diep van den IJssel: mede bezegeld door ’sbisschops maarschalk Gijsbrecht van IJsselstein en zijn dijkgraaf Wessel van Everdingen Hubrechtsz. Ojj 20 Maart verklaart de kerkvorst, hoe de kapittels van den Dom en Oudmunster deugdelijk hebben bewezen, dat eenige nader aangeduide huizen in het hart der stad vrij zijn van de betaling der »ruminge”, door den bisschop bij zijne intrede gevorderd. 3) Acht dagen na Paschen bevestigt ’s bisschops zegel de voorrechten weleer door Hendrik van Vianden aan Vreeland gegeven. Twee dagen later geeft de kerkvorst aan alle burgers van Groningen voor hunne personen en goederen vrijgeleide ten veilig verkeer in al zijne landen. •'>) ’t Zal ook omstreeks dezen tijd zijn geweest dat Bisschop Willem een aflaat van 40 dagen verleende ter aanmoediging van al zijne onderdanen, om hunne milddadigheid te betoenen jegens het door zeevloeden erg geteisterde St Olofsklooster te Stavoren. •’)

Op 9 Mei vernemen we verder, dat Utrechts bisschop aan den commandeur en broeders van Sinte Katrijne aldaar ten bate van al het goed dat zij hebben liggen tusschen ’t Geyn en Kattenbroek, verkocht heeft een

1) Magiiiii, Kloosters in Drenthe, bl. 1S3—4.

3 Codex Diplom, van ’t Plistor. Genoot., 11, IV, II bl. 96.

3) Bijlage D 110. 5.

'*) De Geer van Ondegein, Bijdragen tot de Geschied, v. Utr. bl. 375.

5) Driesseu, Monumenta Groningana, I no. 27.

l') Colmjon, Register, no. 139.