stove, zóózeer op den voorgrond moet getreden zijn, * dat men ten slotte niet anders meer hoort vermelden dan het Sint Kechïens-hospitaal. Grooten om vang kan dit hospitaal echter niet hebben gehad, daar het bij de overplaatsing, in het jaar 1468, niet meer dan zeven bedden telde, i)

Toen moest het hospitaal plaats maken voor een kerk en klooster der paters Karmelieten. Twee monniken dezer orde hadden door hun voorbeeld en prediking de sympathie van Utrechts burgerij gewonnen. In de grijze bisschopsstad bestond nog geen klooster der Karmelieten-orde, ofschoon Haarlem er reeds een bezat in het jaar 1249, en ook andere plaatsen van heel wat minder beteekenis, zooals Schoonhoven en Ijlst in Friesland, sedert lang de »Vrouwenbroeders« binnen haar muren gevestigd zagen. 2)

Maar omstreeks het midden der 15e eeuw schijnt de orde van Karmel, in ons vaderland althans, tot nieuwen opbloei te zijn geraakt. De wijbisschop van bisschop VAN BOURGONDIË was Dr. GOSWINUS HaEX 3), een Karmeliet van professie en dus een warm voorstander van de belangen zijner orde. Deze heeft waarschijnlijk twee van zijn ordebroeders naar Utrecht ontboden en met zijn invloed ondersteund, toen zij, na eenmaal de gunst der burgerij verdiend te hebben, pogingen bij den magistraat aanwendden, om daar, in de hoofdstad van het kerkelijk leven, in het aanzienlijke

1) Burman Utr. Jaari. 11, 524.

d W. Moll Kerkgesch. 11. 11. 109—lio.

3) Vgl. Batavia Sacra I. 230, waar ook zijn grafschrift op de voormalige tombe in de Cathrijnekerk. Nog Hgt hier, aan de Noordzijde, begraven Dr. Joannes van RiBT O. C, wijbisschop van bisschop Frederik van Baden f 13 Jnli 1497.