De voltooiing der Kathedraal of St. Catharinakerk te Utrecht.

Sedert dit oude monument, de voormalige kloosterkerk der Karmelieten, niet alleen aan zijn bestemming teruggegeven, maar zelfs tot Kathedraal gepromoveerd was, hadden zich vele beurzen geopend en vele handen vereenigd, om het op te beuren uit een staat van diep en treurig verval, om zijn wanden, zijn gewelven, zijn vensters te herstellen en met harmonische kleuren en schitterende glasschilderingen te versieren, om het te verrijken met heerlijke meubelen, gewaden en tapijten, om het weer te vervullen met de plechtige tonen der echte kerkelijke muziek.

Maar toch, als men den vreemdeUng, die vernomen had van den opbloei der christelijke kunst in Utrecht, erheen geleidde en ervoor plaatste, dan kwam uit zijn mond de eenigszins beteuterde vraag: »Ah, c’est la Cathedrale d’Utrecht« ? »Ist das die katholische Kathedrale von Utrecht«? En hoezeer bedoelde vreemdeling een beteren, een goeden, zelfs een grootschen indruk meênam van hetgeen hij later daarbinnen te zien kreeg, hij had toch een heele poos noodig gehad, om die eerste, niet bemoedigende impressie kwijt te raken.

En wat er ook gedaan mocht zijn voor de oude kloosterkerk en nieuwe Kathedraal, haar westgevel, haar frontzijde was en bleef schromelijk genegligeerd.

Wel was bij het restauratieplan ook de westgevel