als deselvige Anna Jans ging naar de karick om de goddelicke dienst te hoeren, heeft in viventwintig uren niet kunnen eeten van vermoijtheijdt, de spraek is met de siekte ock seer verandert geweest qualick om te verstaan, dit alles behauden uijt de stuppen, soo is dese Anna Jans van Nikarke met groot betrouwe op God Almachtig van Amersfoort gereden met haar suster Mechtelt Jans van Nikarick op een kar den 31 Julij 1708 onderwegens met groote tegenspoet en benauwtheijdt gereden s’avens tussen tinen en halif elve gearrivert tot Megen den erste Augusti haar bicht gesprocken an de Ew. pater Franciscus van Dick gerdian van het convent van Megen, naer middaag in het kortie van de H. Franciscus geschreven door de Fw. pater Servasius van Schaen, tussen de eersten en twede van Aug. s’naghs gedrompt hebbende dat sij haar kruck souw verlaaten, s’morgens opstande verhallende haar drom an het geselschap inde volle herbarig daar sie legerde hebbe eenparig haar geluck gewenst eenparig haar belovende dien dag voor haar te bidden opdat God Almachtig haar mocht verlichten van haar qualen is dan den selvige merge wesende portiocula den 2 Augusti 1708 s’morgens te halif vif uren naar de karick der paters minderbroeders gebrocht om de goetsdienst te gaan hooren met goede betrouwe van door goets zegen geholpe te worden al daar gehoort hebbende twij achtereen H. dienste inde laste ontfange het H. Sacrament des Altars. Met groot betrouwe den Afflaat te verdine naar dato wederum uijt de karick gegaan naar de harbarig et genuttig van flouwigheijdt de helift van (?) met een montie brandewijn van daar wederum gegaan met haar suster vernompt naar de karick der paters Mindebroeders geseten achter