kloosters werden verhuurd of verkocht; de vicariegoedercn aan de meestbiedenden overgeleverd.

Om alle opspraak te vermijden en de kitteloorigheid der andersdenkenden te ontzien, was P. van de Wiel verplicht, hier en daar in een kelder of schuur godsdienstoefening te houden. Meermalen strekte een kelder ter hoogte van het Sint-Walburgskerkhof, of in het huis van den Heer Steenhuis, een voornaam Katholiek, tot bijeenkomst der geloovigen.

Een ander Tielenaar van goeden huize, wiens familienaam, zoo voor als na de Hervorming, onder de leden der vroedschap voorkomt, Cornelis Foijert, ontfermde zich over den armen herder en zijn behoeftige geloofsgenooten, en vermaakte in 1652 een gedeelte der Baarsweerd onder deze voorwaarde:

»Dat alle d’incomp,sten encle paclitpeiiiiingeii die daer suyver »af souden kunnen geprofiteert worden, na myn overlyden, van »den voorss. De Groot ofte syne erven altyt aen den priester ofte »den geestelycke heer, die hier binnen Thiell wonen sall en de xgemeynte dienen, sullen uitgereyckt worden ende voomameh'ck »aen den Eerw'. Pater Johan van de Wiell», enz. 1)

Daar P. van de Wiel als religieus voor de Staten niets bezitten mocht en geen legaten kon aanvaarden, moesten de goederen, tot geestelijke doeleinden bestemd, notarieel aan vertrouwde personen worden overgedragen, die een ondershandsche akte van afstand teekenden. Zoo wist men de strenge plakkaten te ontduiken, al liepen de goederen ook dikwijls gevaar door het ongeluk of de schuld van de fictieve eigenaars verloren te gaan.

Niet lang daarna, den April 1654, overleed

1) zie Bijlage I;