Evenals de meeste steden van ons land werd ook liel in iS66 zwaar door de cholera geteisterd. Tijdens deze epidemie onderscheidden zich bijzonder de beide kapelaans, P. Havekes en F. van Kessel, door hunne toewijding in het bezoeken der zieken van alle gezindten. Tot erkenning dier heldhaftige diensten werd hun door protestantsche notabelen een feestavond aangeboden. Door den voortvarenden ijver dierzelfde ordesgeestelijken, ging het kerkbestuur in 1867 over tot het stichten eener katholieke bijzondere school, die in de toekomst de kerk zwaar zou drukken, doch ook ontschatbare vruchten voor de parochie zou af werpen.

In October 1868 vroeg pastoor Lohmeijer ontslag van zijne bediening, dat hem eervol verleend wei'd. Zijne laatste dagen bracht hij door eerst te Goorn en vervolgens te Amsterdam, waar hij den Januari 1879 overleed.

F. AMBRÖSIUS WIENTJES. (1868—1869)

Pastoor Wientjes was nauwelijks P. Lohmeijer opgevolg, of reeds in Juni 1869 werd hij benoemd tot pastoor der Sint-Dominicus-parochie te Rotterdam.

F. HENRICUS KRELING. (1869—1883)

Pastoor Kreling heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door de verfraaiing der kerk. Tijdens zijn pastoraat werd het Huis Gods verrijkt met drie nieuwe altaren, kansel, biechtstoelen en verschillende sieraden. In 1873 legde hij den eersten steen van een fraai Zustershuis, dat ook voor het houden van kostdames berekend is. Nog heugt den Tielenaars het luisterrijk zilveren priesterfeest, dat hij in 1882 onder deelneming