Divae Virginis Mariae in Steenkerke a) vulgo Marienbosch 1) foeminei sexus rami.

Secunda stirps: Ad Sanctum Bernardum in Adwert, -) ex qua primus ramus, Schola Dei prope Aurik in

IIS. F.G. a) Steeukerck.

j) Het jaar der stiditiiig vau het klooster Nemus Divae Virginis, Mariae in Steenkerke, ook Mariënboscli, doch meestal kortweg Steeiikerk genoemd, is met zekerheid niet aan te geven. Waarschijnlijk heeft de stichting plaats gehad omstreeks het midden der dertiende eeuw. Het klooster raakte, nadat het een zusterconvent van de Duitsche orde geworden was, allengs zeer in verval. Herhaaldelijk werd het klooster verplaatst.

Omstreeks het jaar 1400 brachten de Duitsche ordesheeren de noimen uit dit convent, dat toen de Katrijp stond, naar hunne commanderij te Nes over. Maar hiertegen teekeuen de rechters, grietmaiiueu en priesters der gemeenten Stellingwerf, Schoterland en Oldeboorn verzet aan. Den Ben ,September van het genoemde jaar verzochten zij den landkomniandeur van Utrecht den commandeur, kelners en gemeene broeders te Nes te gebieden, wederom eenen priester en geleerde nonnen, die zingen konden en die de zeven getijden houden, te Katrijp iu het convent te brengen. (Oorkonde No. 533 Archieven der Ridderlijke Dmtschc Orde). In het jaar 1510, onder den abt Petrus vau Muiden, namen de zusters wederom de regel der Cisterciënsers aan en werden van nu af door een prior uit de abdij Bloemkanip bestierd. (Vergl. Cap. XXX).

Vergl. over dit convent: Reitsma, J., Hel klooster Steenkerk m Eangwirden, m: Friesche Volksalmanak voor het jaar 1890, p. 27—35. Archieven der Ridderlijke Duitsche Orde. p. XLV v. en oorkonde No. 533. Petrus van Thabor, p. 388—390. Chartert. P- 775; Ik P- 565; 111, p- 51; Oudheden en Gesticht. 11, p. 310 v, Tegenw. Staat van Friesl. p. 486.

■■t) De abdij iSanctus Beruardus in Aduard» is gesticht den 5 Juni 1192 en was het 501 de mannen-kloosterderCisterciensers. Vergl. Janauschek, Originum, p. 194 en de aldaar aangegeveu literatuur, maar vooral: Brugmans, H., De Kroniek van het klooster Aduard, uitgegeven in de Bijdragen en Mededeeliugen van het Historisch Genootschap te Utrecht, deel XXII.