liter annis XXXIII d) summo monasterii commodo. Obiiit autem Coloniae Agrippinae anno Domini MCCCCXLVII, b) et sepultus est in medio templi monasterii Zeg3'ng, i) estque saxo ejus sepulchrali incisum: wAnno Domini MCCCCXLVII c) XVI d) Kalendas Aprilis -) venerabilis Dombms Dodo, abbas, Floridi-Campi et Clarae- Campi partinm Frisiae obiit. Ilic sepultus, cujus anima requiescat in pace. Amen.«

Cap. XXVIII. Ulbodus, <>) ejus nominis 11,/) Tienstra dictus, abbas XXL

Ilic 3) fuit vir pacificus, timens Deum, aemulandae virtutis, vivum exemplar, qui nihil proprii habuit, nee

HS. F.G. a) 33. V) 1447. c) 1447 d) 16. e) tVlbodus. – ■ f) secundus.

b In beide lISS. staat Zegyiig. Een klooster van dien naain kon ik in geen gescliiedenis van de stad Keulen of van liet oude aartsbisdom Keulen ('iitdekken. Ik vermoedde daarom eeue grove verbasteling van dien naam door verkeerde lezing of herhaald afschrijveii. Mijn vermoeden werd door de volgende vriendelijke inededeeliiig van den heer Dr. 11. Keussen, Stadtarchivar te Keulen, waarvoor ik hem hier openlijk mijn oprechten dank betuig, bevestigd. liet klooster, waarin abt Dodo zijne laatste rustplaats vond, was volgens Dr. Keussen het Cisterciëiiserinneiiklooster Mariëuspiegel, in het zuiden der stad gelegen. In latere jaren ging het in de handen van de Brigittenorde over. In den volksmond heette dit convent van den beginne af het klooster Seyn, omdat het door de grafelijke familie Sayn gedoteerd was. Hoewel het klooster in latere jaren officieel den naam »Maiia in .Siou* droeg, behield het bij het volk zijn ouden naam »kloster S'cyii* en nog heden wordt de straat, waarin dit convent gelegen was, »Seyerigasse« genoemd.

b 17 Maart.

b De berichten der Eilesche kroniek- en histoileschrijvers over abt Ulbodus zijn zeer schaarsch. Schotanus, (Tffi/r'rrrrffi p. 71) deelt een document mede, waarbij „Ulboldus Dei patientia Floridi-