Wanneer dus het begin der vasten op handen is, d.i. op den 29 slen der maand Roewah, en wel tegen het vallen van den avond, houden de Javanen ten huize van den kaoem wederom eene gemeenschappelijke sëdëkah, die den eigenaardigen naam van poenggahan (6) draagt, wijl men daarmede de geesten der veroordeelden bij hun opvaren uit de hel tegemoet treedt. Daar deze maaltijd veelal uitsluitend bestaat uit apëm (eene soort pannekoeken van rijstmeel), wordt daaraan door het volk ook wel de naam van sëdëkah-apëm gegeven.

Nauwelijks is de poenggahan geëindigd, of daar begint — tegen zonsondergang — eene algemeene reiniging. Men baadt zich en wascht het hoofdhaar (ad oes-kr ain as), om zich voor te bereiden.tot de aanstaande vasten. Ook zij, die niet gezind zijn aan de voorgeschrevene onthouding deel te nemen, verzuimen meestal deze reiniging niet. En het is met het oog op deze algemeene wassching dat de 2ö 8te van Saban padoesan d. i. wasch- of reinigingsdag genoemd wordt. En daar velen zich dien dag van hunne gewone werkzaamheden onthouden, duidt men dezen tijd ook wel aan als mëgëng (8$,) hetgeeninof ophouden beteekent. Het ceremoniëel schrijft overigens voor, dat dit adoes-kramas gedurende de gansche vastenmaand, op het gezegde uur, iederen dag herhaald worde; doch zelfs zij, die de vasten waarnemen, beperken deze reiniging veelal tot één enkele maal, en baden of wasschen zich overigens gelijk zij dit gewoon zijn.

Intusschen is tot een sein, dat de vastenmaand staat in te treden, reeds des middags ten half vier, d. i. op het gebedsuur Asar, in alle moskeeën de bekende groote zware trom (bëdoeg) geslagen, en wel zonder tusschenpoozen 1 ft 2 uren lang. Dit slaan op de bëdoeg, dat hier en daar zelfs met kanonschoten gepaard gaat, en den