het meisje een aangenomen kind was; toch meende hij, dat een anaq poepon , al was het

dan ook geen eigen kind, toch zoo goed als een eigen kind was. En door dit huwelijk toe te staan, zouden twee zwagers elkanders bésan (r/imvjurnjs'), d. i. de wederzijdsche ouders van getrouwde lieden, worden; hij, M., werd dan de bésan van zijne eigen zuster. En dat ging niet!

Hierop lette men wel. De man zegt niet, als wij misschien zouden zeggen: seen neef en nicht, of broeders en zusters-kinderen mogen niet met elkander trouwen. Dat is niet goed!" - Neen, dit zegt de inlander niet.

De quaestie zit hem niet, als bij ons, in overwegingen van bloedverwantschap, in redenen van physiologisclien of physieken aard, maar in het opvolgen van de ilö-ilö der Ouden. Broeder en zuster mogen en kunnen elkanders bésan, en hunne kinderen elkanders echtgenooten niet worden. De nadruk valt dus niet alleen en in de eerste plaats op de kinderen, die trouwen, inaar op ouders en kinderen tegelijk. Waar die regel der Ouden overtreden wordt, zullen of ouders, of kinderen, en dit maakt de bedoeling duidelijk: niet kinderen alléén, of ouders alléén, maar: of ouders, of kinderen , door een onheil of ramp of ziekte, i. e. w. een bilahi of tjilökó (aio trtlrtjn\ of oj) arm (vn \ ) zekerlijk getroffen worden.

Zóó spreekt de Inlander van heden. Of ook aldus de redeneering in den ouden tijd bij het langzaam ontstaan van dien regel was, kunnen wij hier onbesproken laten; evenals dat volgens mohammedaansch recht een man o.a. geen huwelijk kan aangaan met zijne nicht, d. i. broeder- of zusters-dochter. Vraagt men, waarom zulk een huwelijk niet mag voltrokken worden, dan zegt de Inlander, dat het tegen regel en gewoonte is; dat