meer gezag dan de wereldsche overheid, de menigte stelt hen zelfs boven de wetgeleerden en theologen, die haar leeren, wat zij gelooven, doen en laten moeten. In eenen goed georganiseerden Mohammedaanschen staat zouden dan ook overheden en geleerden (oelama) samenwerken, om dezen volksmenners het zwijgen op te leggen; thans, nu de Islam allerwegen zucht onder het juk des oiigeloofs, verwerpt men niet dan noode dezulken, die wellicht nu of dan eenen krachtigen slag tegen de ongeloovigen kunnen slaan. Men let met voorliefde op de goede zijden der verbasterde broederschappen, en veroordeelt alleen zulke, die ketterij leeren, of zulke sjêchs, die zich aan bewijsbaar bedrog schuldig maken.

Eene verstandige Ëuropeesche regeering, die in het door haar bestuurde Mohammedaansch gebied zulke woelingen opmerkt, zal zich natuurlijk wel wachten, door vervolging van sjêchs of adepten de slechte zaak te bevorderen. Niet dan bij gebleken iK.<..d/.akelijkheid zal zij tot gevangenzetting of verbanning van de afgoden der menigte overgaan. Veel voordeeliger zal het haar wezen, nu en dan de gelegenheid aan te grijpen, om de voor wereldsch gewin niet ongevoelige sjêchs aan zich te verbinden, en alleen werkelijke overtredingen der wet gestreng te straffen. Kon het haar gelukken, der bevolking allengs de oogen te openen, haar te doen inzien, dat haar eigen godsdienst zulke blinde leidslieden van blinden veroordeelt, dit zou het beste middel zijn, om de werkzaamheid der sj êchs te verijdelen. Eene Mohammedaansche bevolking, hoe onontwikkeld ook, neemt echte]geenerlei raadgevingen van dezen aard van ongeloovige zijde aan; zelfs uit den mond van zulke land- en geloofsgenooten, die gewillige dienaren der Frankische regeeriiig zijn, zouden zij haar voor verdacht houden.