ruij daarover ten zeerste. Laten toch de gemeenten tot zelfstandigheid worden opgeleid! Laten zij hare eigene middelen kiezen, hare eigene wegen bewandelen! Toen ik op de hoogte der toestanden hier kwam, juichte ik die nieuwe regeling van heeler harte toe.

Ik begreep, dat allereerst de gemeenten uit de oude sleur gewekt moesten worden. Zij moesten hare verplichting als gemeente leeren beseffen. Zij hadden behoefte aan meer gemeentelijk leven. Zelfwerkzaamheid moest ontstaan. Van den aanvang mijner bediening af aan heb ik daarop gewerkt, en met 's Heeren zegen heb ik hier en ginds heerlijke vruchten aanschouwd. Elke nieuwe kerk is dan ook in dat opzicht eene besliste overwinning. Op onderscheidene plaatsen slaagde ik reeds naar wensch. Te Langowan echter niet het spoedigst. Daarvoor waren onderscheidene redenen. Bij mijne komst waren hier nog zeer veel heidenen. Onder de christenen was veel lauwheid. Velen hunner waren onverschillig omtrent hunne hoogste belangen. Het kuddeke getrouwen was klein. Dit moest dus allereerst uitgebreid worden. Door persoonlijk huisbezoek aan de christenen ontstond nieuw leven in de gemeente. Door datzelfde bezoek aan de heidenen breidde de gemeente zich aanmerkelijk uit. Daarmede was reeds veel gewonnen. Een ander bezwaar was de schuld waaronder de gemeente zuchtte. Hadden andere gemeenten eenig geld in kas, waardoor de eerste uitgaven voor den bouw eener nieuwe kerk althans bestreden konden worden, Langowan bezat geen cent, maar meest de schuld van vroegere jaren nog aanzuiveren. Voorts moesten nog onderscheidene benoodigdheden voor de gemeente worden aangekocht. Zoo werd b v. gedurende die dagen de groote gemeenteklok, vroeger duur betaald, door den koster stuk geluid, en moest dus wel vernieuwd