worden. Verder dreigde men de gemeente, het oude kerkgebouw af te netnen. Immers dit was vroeger eene loge, en dus districts-eigendom geweest Wel was dit gebouw tijdens het bestuur van den Resident happe aan de gemeente geschonken om het tot kerk in te richten; maar deze overdracht geschiedde alleen mondeling, tijdens genoemde Resident hier te Langowan vertoefde. Het later minder goed gezinde districts hoofd van Langowan beweerde, dat de loge alleen voor onbepaalden tijd ter leen was afgestaan. Dit was onjuist. Maar er bestonden van gezegde overgave aan de gemeente geene schriftelijke oorkonden. Wij konden ons slechts op mondelinge getuigenissen beroepen, en deze golden in 1873 niet voor afdoende. Dit is slechts een staaltje van de vele bijdragen, die te leveren zouden zijn van de vroegere willekeur der inlandsche Hoofden. Wij moesten dus, wilden wij de oude kerk behouden, haar koopen van het district Zoo luidde het besluit van den toeumaligen Resident. En Z.H.EdelGestr., de Resident van der crab, was mij persoonlijk, en het zendingwerk in de Minahassa in het algemeen, volstrekt niet ongenegen. Na lang loven en bieden werd bepaald, dat de gemeente ƒ 600 (zegge zes honderd gulden) moest betalen, voor een oud en bouwvallig kerkgebouw, dat haar vroeger geschonken was. Wij hadden toen nauwelijks honderd gulden in kas, en de werkelijke waarde van het gebouw was veel minder. Waarom ik die oude kerk dan kocht? Hoofdzakelijk wegens het erf. Dit toch was het meest geschikte in de geheele negery. Juist in het midden gelegen, komen alle vier de hoofdstraten van de plaats, die mede de groote wegen zijn welke van andere plaatsen, zooals Kakas, Tompasso, Ratahan en de strandgemeenten herwaarts leiden, op dit middelpunt uit. Neen, van dit