zorgen en zich afsloven, als men niet nog meer getroffen wordt door de waarneming, dat zij zich er - zij 't dan ook wel eens al klagende - toch nog in schikken kan en wil, liever dan zulk een' man te verlaten, waarvoor wel middelen te harer beschikking zouden staan.

Waar echter het omgekeerde plaats heeft, en de vrouw »de baas" in huis is - hetgeen nog niet altijd als een ongeluk voor het gezin behoeft aangemerkt te worden — daar is de man er vaak geheel onder, en heeft hij niet veel te zeggen. Wij hoorden zoo wel eens eene vrouw haren man bevelen geven, op een' toon, als men bijna niet jegens ondergeschikten zou aanslaan, en dan deed zulk een man maar zwijgende en doodkalm wat zijne vrouw verlangde.

Zie hier eenige voorbeelden. In eene onzer gemeenten hadden wij een' ouderling aan te stellen, en vroegen zekeren man, die ons geschikt daarvoor toescheen, of wij hem als zoodanig aan de gemeente mochten voorstellen. Het antwoord was, dat hij er eerst eens met zijne vrouw over moest spreken. Na verloop van een paar dagen kregen wij het bericht, dat zijne vrouw er tegen was. Hij nam de uitnoodiging dus niet aan, hoewel wij ons overtuigd hielden, dat, ware de beslissing geheel aan hem alleen geweest, hij zeker onmiddellijk toestemmend zou geantwoord hebben. - Paq-Sënèn wil zijne dochter uithuwelijken. Daar wij op vrij vertrouwelijken voet in zijn huis verkeeren, hebben wij gelegenheid hem te beduiden, dat de aanstaande schoonzoon nu juist niet de meest verkieselijke echtgenoot voor zijne dochter kan zijn: een alleronaangenaamst, lui, pedant en onzedelijk jongmensch; daarbij is de dochter nog zóó oud niet, dat de eerste de beste jongeling, die zich aanmeldt, ook maar aangenomen moet worden. Wij hebben den man overtuigd;