nog eene tweede vrouw te nemen. Bij de zoodanigen moet het vaststaan, dat zij daardoor hare eigene positie versterken, en haren man van gevaarlijke wegen afhouden. Immers komt het meermalen voor, dat ongehuwden of weduwen een getrouwd man zoo weten in te nemen, dat hij ten slotte vrouw en kinderen verlaat om zich bij haar te voegen. En ook getrouwde vrouwen, die niet meer tevreden met hare eigen mannen schijnen te zijn, trekken wel eens een' anderen man zoodanig aan, dat eene ontbinding van beide huwelijken en vereeniging der overspeligen al spoedig volgt.

Of wij nu, alles in aanmerking genomen, het betreuren moeten, dat er wetten zijn, die het den Islamiet vrij gemakkelijk maken een huwelijk te sluiten of te ontbinden, laten wij, aan het oordeel des lezers over. Ons wil het altijd voorkomen, dat boven de wetten staat de zedelijke gesteldheid des volks. Hoeveel invloed wij ook aan wettelijke inrichtingen mochten willen toekennen, zij zullen vrij werkeloos worden als het peil van beschaving en ontwikkeling, met het oog op de zedelijkheid, boven de wetten komt te staan. Dat zien wij in alle mohammedaansche gezinnen, waar bij de echtgenooten de zedelijke standaard des levens een zeker peil bereikt, en vooral in onze christelijke gemeenten, waar mohammedaansche wetten niet meer van kracht zijn, en een hoogere standaard des echtelijken levens begint werkzaam te worden, die er wijding en kleur aan geeft.

En buiten den Islam om is er nog eene macht, die wij niet mogen vergeten. Het is de macht van het desabestuur, die ook in deze zaak zooveel beteekent. Het desa-hoofd toch kan, naar zuiver inlandsche opvatting, toestaan of weigeren, dat iemand zich in de desa vestigt; en zoo behoeft hij ook niet toe te staan, dat men on-