en kreeg logis bij een' der ingezetenen. Niemand kende hem; men wist niet vanwaar hij kwam, of hoe zijn verleden was, in 'tkort: men wist niets van hem, dan wat hij zelf vertelde; en dat geloofde men, te meer wijl de man een niet ongunstig uiterlijk had, er gezond en jeugdig uitzag, en goed kon praten. Na verloop van vier maanden was hij de wettige echtgenoot van de oudste dochter des huizes, een meisje al eenigszins op een' leeflijd dat anderen reeds een jaar of wat gehuwd zijn. Er werd ook op zijn' tijd een kind geboren; en . . . vijftien maanden na de voltrekking des huwelijks was de man spoorloos verdwenen, zonder dat men tot nu toe weet, waar hij gebleven is. Waarschijnlijk zal hij elders opnieuw hetzelfde spel gespeeld hebben. Dergelijke gevallen zijn ons meerderen bekend; o. a. nog één, waarin de man vijf jaar bij zijne vrouw bleef, twee kinderen kreeg, en daarna verdween. De meer of mindere veelvuldigheid van zulke gevallen mag ook wel verondersteld worden uit de bekende zegswijze: d. i.: tf een onbekende tot schoonzoon aannemen." Ook is ons een geval bekend, dat zulk een weggeloopen man na jaren op zekeren dag bij zijne verlaten vrouw plotseling terug kwam, hoewel zij weer hertrouwd was, en dat hij nachtverblijf kreeg, om, zooals hij zei, den volgenden dag naar zijne tegenwoordige echtgenoote te gaan in eene desa op vijftien paal afstand. Werkelijk kwam eenigen tijd daarna ook die echtgenoote op hare doorreize om nachtverblijf verzoeken bij die vrouw. Haar man had haar gezegd, dat daar en daar eene vroegere echtgenoote van hem woonde, en zij zeker nachtverblijf zou vinden.

Zulke gevallen zullen terecht de bevreemding van menigen lezer wekken. In onze maatschappij zijn zij dan ook wel niet mogelijk; en al licht zou men nu wel