En daar 't nu ook al 6. ure is, zal 't goed zijn, het maar hierbij te laten.

Ik. Ik verzoek uwe gunst, Goesti! en duizendwerf verschooning voor hetgeen uw Hoogheids onderdauigste dienaar verkeerd gezegd of gedaan heeft. (17)

R. A. Mödjöpahit! als het zóó gaat, zullen later zeker alle Javanen christenen worden.

Ik. Uwe toegenegenheid, Goestie! Uw Hoogheids dienaar smeekt vurig, dat het zoo zijn moge, opdat vervuld worde wat eenmaal de engelen gebeden hebben.

R. A. Wat zeg je daar, Mödjöpahit? Hebben de engelen daarom vroeger gebeden ? Hoe was dat gebed dan?

Ik. Met uw verlof, Goesti! Zóó juichten eens de engelen: »Eere zij God in de hoogte! Vrede op aarde! in menschen welbehagen!"

R. A. Dat is voortreffelijk! Dat is waarlijk schoon! Ik hoop, dat jij dat zult ondervinden.

Ik. Uwe toegenegenheid, Goesti!

Daarna maakte ik mijn sëmbah (4) en vroeg verlof om terug te keeren.

II.

Op zekeren morgen bracht ik een bezoek aan de christenbroeders (gemeenteleden) ten huize van den Heer.... en ontmoette daar ook de oude Mevrouw met wie ik spoedig in gesprek kwam over allerlei zaken, onzen godsdienst en de gemeente alhier betreffende.

In het drukst van ons spreken werden wij verrast door den Regent van , die op zijne terugreis van Batavia de familie kwam bezoeken, gelijk hij dit ook op de heenreis gedaan had. Na de gewone begroeting, waarbij ook ik mijne eerbetuiging aanbood, was Mevrouw zoo vriendelijk, mij ?.an den Boepati voor te stellen, en