deze bepaling onder het oog gehouden; zou nu aan Rome de weg geopend zijn, om die te verkrachten? Wat thans in de Minahassa plaats heeft, zal eerlang op de Ambonsche eilanden, op Rotti, Timor, Savoe, Soemba, den Oosthoek van Java worden toegepast. Wie zal hier grenzen stellen? En hoe droevig is het, dat meu den Inlander het schouwspel aanbiedt van het verdeelde Christendom!

Mocht de Regeering termen weten te vinden om aan dezen misstand een eind te maken, en den kerkgenootschappen te beduiden, dat in Indië nog tal van werkkringen te vinden zijn, waar zij met goed gevolg werkzaam kunnen zijn, zonder elkander in den weg te treden!

Ook de Minister spkenger van eijk beriep zich bij de Commissie, die Z.Exc. de memorie overhandigde, op het moeielijke van de zaak. Het was eenmaal stelregel van de Roomsche kerk te doopen, waar zich daartoe de gelegenheid aanbood; daarmede moest men rekening houden. Eu daarmede is rekening gehouden, nu ten gevolge van het besluit van Z.Exc. den Gouverneur-generaal aan Rome de vrije hand is gelaten.

Maar zijn daarmede de moeielijk heden opgeheven, of zullen zij zich in dubbele mate voordoen? Een groot deel van de bevolking is niet onverschillig omtrent zijne godsdienstige voorrechten, en tegenstand wekt ijveraars. Daarbij staan de moeielijkheden nog aanmerkelijk te vermeerderen, nu de geestelijken hun werk tot de Ambonsche eilanden en Ternate kunnen uitstrekken, waar, wat de eerste eilanden betreft, het Protestantisme sedert 250 jaren gevestigd en aan eigene vormen gebonden is. Heeft het geen beteekenis, dat de Roomsche kerk hare statiën in den Archipel steeds vermeerdert, kort geleden eene op Midden-ïimor, thans eene te Menado gevestigd heeft, nu weer het oog heeft op Zuid-Celebes? Kan gezegd worden, dat eenig kerkgenootschap op zulk eene wijze zijn geestelijk gebied uitbreidt?