beloofden daarop, onmiddellijk na den oogst, 't was toen nog te druk, de Zondagsviering in hunne desa te zullen invoeren en voor het Christendom te gaan leeren. Jammer, dat van al deze goede beloften niets gekomen is. Intusschèn wordt den christenen niet de minste moeite aangedaan.

Het streven is, dat de gemeente van Bongsö-rëdjö een middelpunt worde voor hare omgeving. Reeds heeft zij lof wegens den ijver en het geduld, die zij aan den dag legde, toen men den ingezetenen het water zelfs eener tweede leiding, die zij voor zich gegraven hadden, nadat men hun dat der eerste had ontstolen, op nieuw betwistte. De toenmalige Assistent-wedöno, zoon van den Regent van Mödjö-kërtö, trad als hun beschermer op, waardoor hun nu geen last meer wordt aangedaan. Toch mochten zij, zooals boven bleek, nog niet veel nieuwelingen uit den omtrek winnen. Het vijftal volwassenen, dat in het afgeloopen jaar gedoopt werd, waren menschen, die zich reeds te Bongsö-rëdjö gevestigd hadden.

Verder verwijderd ligt de gemeente Sëgaran, met al de plaatsen, (1) daarbij behoorende, waar op de beurt godsdienstoefening gehouden wordt.

Zeer ware het te wenschen, dat die gemeente tot een' werkkring verheven kon worden, even als Goejangan, waaraan, wegens het gemakkelijk verkeer op den spoorweg, Wioeng, Soerabaja en Semaroeng, (het leprozen-gesticht bij Soerabaja) toegevoegd zouden behooren te worden.

Sëgaran ligt in het district Mödjösari kidoel, afdeeling Mödjö-kërtö. Semsom (2) is haar voorganger. Onvermoeid gaat hij steeds rond, om aan christenen en nietchristenen het Evangelie te verkondigen. Niets van het-

(1) Zie de staten hier achter. (2) Zie over hem o a. verslag 1884 »Meded." D. XXIX bl. 286 en v.v.