worden, doch ik ontmoette ze nog niet. Op mijne terugreis deed ik de desa Kamal aan, waar ik overnachtte, en sprak met den loerah van de desa Mëgarih, die te gast was Eene oude, vrouwelijke bloedverwante van hem is christen te Ngörö." (Geen kleine afstand: in de 50 paal). //Ook deze had hem reeds meermalen vermaand, om christen te worden; doch hij achtte zich nog te jong. De verleidingen waren op dien leeftijd nog te talrijk!"

Nog ééne proeve.

» 12 December. Met twee mijner zonen en twee andere christenen ging ik naar Gantang, om godsdienstoefening te houden. Al de christenen van Poelé, Gloendoengen Kalimalang waren vergaderd, te zamen 17 zielen, groot en klein. Ook waren er weder vier belangstellende nieuwelingen, Pak Sönö, Singödiwirjö, Bok Darmö en Pak Moerah. Bok Darmö was zelfs zóó getroffen door het schoone van den christelijken godsdienst, naar zij mij zeide, dat zij daarom in de Zondag-morgen godsdienstoefening zoo dicht als 't kon bij mij kwam zitten.

»Ook vernam ik, dat de menschen van Ngoedi, (eene andere desa) zeggen, dat de godsdienst der christenen goed is; doch zij' begeeren dien niet te volgen. Naar hun beweren is er dan, als zij sterven, niemand, die voor hunne begrafenis zorgt. Eén onder hen zelfs zegt, dat hij 't zelf gezien heeft, dat een christen te Ngörö, die gestorven was, bij beide zijne handen gevat, en zóó naar 't graf gesleurd werd.

»Ik leerde, hoe een goed verhaal zeer dikwijls door een slecht wordt achtervolgd, zoodat men op de gezindheid der boozen acht geven moet, en dat het daarom betamelijk is, dat een iegelijk in zijn eigen hart overweegt, wat goed is en wat verkeerd.

»Door den donker overvallen, bleven wij overnachten