daaruit af te leiden, hoe oud de godsvereering onder dien boom was.

Wij laten evenwel deze gansche quaestie voor het oogenblik liefst in het midden.

Wanneer de Pleiaden uit den zonnegloed opduiken, dan is het tijd, een goddelijke tijd, om klappers te planten. In het algemeen is het een wet van Meden en Perzen, dat een boom verplant moet worden in de richting van den op- en ondergang der zon, want anders zouden de boomen de operatie niet uithouden en gaan kwijnen. De reden daarvan, zoo zegt ons een districtshoofd, die deze wet ons verkondigt, is, dat de bast van den boom aan den oostkant altijd dikker is dan aan den westkant, en elke afwijking van dat dikke front kan nooit anders dan doodelijk zijn voor den boom.

Het laatste sterrenbeeld in onzen zodiak, dat wij te behandelen hebben, is Koepit, hetwelk vuurtang, of in het algemeen tang om iets aan te vatten beteekent. (1) Het zijn de Hyaden, die dan ook wel iets op een vuurtang gelijken. Maar meer gelijken de sterren er op als de zon, naar Alifoersche opvatting, in hun midden staat. Immers de zon wordt in heidensche offerfeesten het vuur genoemd. En dit vuur te midden der warmte van den oostmoesson maakt dan ook het sprokkelhout zoo droog, dat het bijna van zelf ontbrandt. Ontbrandt het niet, zooals de inlander gelooft, dat het doen moet, wanneer de zon in dit sterrenbeeld staat, dan neme men nooit anders vuur dan met de tang om het hout te ontsteken. Een gewoon brandhout zonder tang om het aan te vatten is onheilig, is ongoddelijk, want de goden doen anders.

Wij zullen ons niet wagen aan eene reconstructie van den Alifoerschen dierenriem, die zooals een oppervlakkig

(1) Aant. 5. Red.