zich, meer dan wenschelijk was, in bestuursaangelegenheden mengden. Hiervan werd aan het bestuur der Zendigsvereeniging mededeeling gedaan, dat daarop het voornemen te kennen gaf, bedoelde zendelingen aan te schrijven zich voortaan uitsluitend aan het zendingwerk te wijden.

Aan elke beschikking op een verzoek om toelating als zendeling of Christenleeraar onder de inlandsche bevolking moet, ingevolge een Indisch besluit van 13 Juni 1876 een nanwgezet onderzoek voorafgaan, waartoe ook de raadpleging der inlandsche hoofden gerekend wordt. Omtrent de juiste beteekenis dezer raadpleging heerschte verschil van meening bij de hoofden van gewestelijk bestuur, Deze hoofdambtenaren zjjn nu aangeschreven (Indisch besluit dd. 14 Augustus 1887 No. 1) om de inlandsche hoofden slechts dan te raadplegen, wanneer een zendeling zich wenscht te vestigen in een gewest of in eene afdeeling, waar nog geene verkondiging van den Christelijken godsdienst onder de inlanders heeft plaats gehad, terwijl, indien eenmaal het verzoek tot uitoefening van zijn dienstwerk aan een 1 zendeling is toegestaan, bedoelde hoofden niet behoeven gehoord te worden nopens de toelating van hen, die den zendeling vervangen of ter zijde staan.

In opvolging van het bepaalde bij het Indische besluit dd. 26 April 1886 No. 4/e (Bijblad op het Indisch Staatsblad No. 4225), werd in 1887 aan 27 inlanders (8 hiervan waren reeds begrepen onder het in 't vorig verslag genoemde aantal van 45), die door hun werkkring in de termen vielen van art. 123 Regeeringsreglement, door de Indische Regeering toelating verleend tot uitoefening van hun dienstwerk in de bjj de vergunning aangewezen grootere of kleinere kringen, namelijk aan 2 voor de hoofdplaats Soerabajja, aan 3 voor de afdeeling Joana (residentie Japara), aan 3 voor de residentie Bagelen, aan 7 voor grootere of kleinere gedeelten van de afdeeling Mandhéling en Ankola (residentie Tapanoli), aan 6 voor een viertal standplaatsen op het tot dezelfde residentie behoorende eiland Nfas, aan 1 voor eene streek in de onderafdeeling Silindong van dezelfde residentie, aan 1 voor een viertal onderdistricten der afdeeling Dajaklanden van de residentie Zuider- en Ooster-